Vaarwel strafstudies, welkom consequentiemomenten?!

Ingediend door YVES op

  • domo de refontiro

Een korte rondvraag leert dat vele mensen niet weten wat de exacte positie is van de ‘r’ in het woord ‘pRefect’ (of ‘peRfect’). Feit is dat de prefect perfectie nastreeft, of toch op het vlak van tucht en discipline. Maar daarin vindt de titel niet zijn oorsprong, wel in het Latijnse woord ‘praefectus’, ‘aan het hoofd geplaatste’: in de Romeinse oudheid was het een algemene aanduiding voor een persoon die van de overheid een bepaald rechtsgebied of militair contingent kreeg toegewezen. Afgeleiden ervan, zoals de studieprefect en de tuchtprefect, deden hun intrede in het onderwijs, met name via de jezuïetenscholen in België en Frankrijk, als figuren die de orde handhaafden met ijzeren hand. Aanvankelijk letterlijk, door het geven van lijfstraffen, later eerder door het opleggen van strafschrijven, strafstudies, …

In het vorige artikel gaven enkele (ervarings)deskundigen al aan hoe deze functie is geëvolueerd in een onderwijslandschap waarin het oude autoriteitsmodel plaats heeft geruimd voor het nieuwe. Hieronder belichten de (voormalige) directeurs van basis- en secundair onderwijs (Philip Brinckman, Marie-Thérèse Carrijn, Katrien Roggen en Wouter De Smedt) en de verantwoordelijken van de lerarenopleiding (Elke Struyf en Ingrid Van der Veken) de veranderingen op het vlak van straffen, de rol van de ouders en het klasmanagement. Vanwege de gevoeligheid van het thema zijn de getuigenissen opnieuw grotendeels anoniem verwerkt.  

Straffen hebben geen impact

Het mag duidelijk zijn dat de prefect (of zijn opvolger) die lijfstraffen uitdeelt, alleen nog in Bokrijk rondloopt. Geen van de gesprekspartners gelooft overigens in een benadering die louter draait om straffen: ‘Je moet impact hebben op de jongeren, hen tot inzicht brengen. Een straf ondergaan ze, maar de vraag is of ze er concreet iets mee doen. Ik geef een voorbeeld: er was ooit een diefstal van een duur horloge. Hoewel ik vermoedde wie de dader was, ben ik met de klasgroep in gesprek gegaan. Ik heb hen gezegd dat we allemaal fouten maken en ik dus niet de behoefte had om te straffen. Voor mij was het belangrijkste dat ze eerlijk waren en dat het item terugkwam. Wel wilde ik dat de betrokkenen een gesprek hadden, met mij, als directeur, of met hun zorgcoach of titularis. En ik ben daarin geslaagd. Telkens opnieuw.’ Dit idee leeft trouwens al in de lagere school: ‘Je moet proberen inzicht te brengen. Voor pesten bijvoorbeeld kan je nooit echt straffen. Daarom voerden wij de “no blame”-gesprekken in, die pesten als onvermijdelijk bekijken en erop zijn gericht de empathie van alle betrokkenen te vergroten. Straffen doe je meer als er een stoute handeling is geweest. En dan nog. Vorige week waren er twee kinderen in de nabewaking in de struiken aan het spelen. Die geef ik dan eerst een time-out en nadien ga ik bij hen zitten om te praten over het waarom.’

Een collega-directeur benadrukt dat de leerlingen ook naar hun inzichten moeten leren handelen: ‘De basisgedachte in onze school is dat leerlingen fouten mogen en moeten maken. Wel moeten ze bereid zijn om te reflecteren op hun handelen en reacties, en om de consequentie te dragen van hun vergissing. We spreken daarom niet langer van straffen en strafstudies, maar van consequenties en consequentiemomenten.’ Op een andere school zijn de strafstudies vervangen door wandelingen waarbij de leerkrachten de tijd nemen om naar de leerlingen te luisteren. Hiermee slaat ze twee vliegen in één klap, want zowel de leraar als de leerling moeten tijdens zo een gesprek nadenken over hun verantwoordelijkheid. Hetzelfde geldt voor de proactieve en herstelcirkels, die een van de attitudecoaches op zijn school heeft geïntroduceerd. De ‘proactieve cirkel’ is een klasgesprek dat plaatsvindt vooraleer er problemen zijn. Iedereen leert om respectvol te luisteren naar elkaar, waardoor een veilige gesprekscultuur ontstaat en wordt gewerkt aan verbondenheid. Een ‘herstelcirkel’ is gericht op de oplossing van een conflict en het herstel van de relaties tussen de betrokkenen aan de hand van een gelijkwaardig gesprek, waarin iedereen het eigen aandeel erkent.

Betekent het dat er nergens meer wordt gesanctioneerd? Neen, in alle schoolreglementen komen orde- en tuchtmaatregelen voor, zij het in verschillende gradaties: ‘Dat gaat van een waarschuwing tot een werkstraf, waarbij de leerling helpt bij het onderhoud van de school, een orde- of reflectiestudie, waarin de leerling werkt aan een specifieke taak van de attitudecoach, … Een strafstudie is al een ernstig signaal en in de ergste gevallen is er sprake van een tijdelijke verwijdering.’

Ouders als partner

Terwijl in de basisschool de ouders verantwoordelijk worden gehouden, wanneer hun kind bijvoorbeeld te laat komt, verschuift dit in het secundair onderwijs naar de leerling zelf. Het betekent niet dat de ouders volledig zijn vrijgesteld. Ze moeten nog steeds het schoolreglement ondertekenen en worden geacht de communicatie over hun kind nauwgezet op te volgen. Sommige directeurs stellen op dit vlak een evolutie vast: ouders leggen de opvoeding meer en meer in handen van de school, zijn minder bereid om de schoolse resultaten of de attitudes van hun kinderen te bespreken en/of stellen het schoolse gezag sneller in vraag. Opnieuw is een goede en open communicatie hier cruciaal. Dit gebeurt minimaal reactief, door de ouders uitvoerig te informeren en om steun te vragen, wanneer zich een probleem voordoet. Nog beter is het volgens een van de deskundigen om ook proactief en preventief te werken: ‘Wordt er te weinig, te laat of te onpersoonlijk gecommuniceerd, kunnen ouders zich niet betrokken voelen. Er moet ook goed worden nagedacht over de manier waarop de school met de ouders wil omgaan, over de haalbaarheid van bijvoorbeeld oudercontacten in combinatie met werk, gezin, … Als je daar als school serieus op inzet, kan je van de ouders een sterke partner maken.’

Alle ballen in de lucht?  

Of je er als leraar in slaagt je leerlingen de regels te laten naleven en hen tegelijk te verbinden, is grotendeels afhankelijk van een goed klasmanagement. Verschillende directeurs geven aan dat startende leerkrachten hier vaak nog mee worstelen: ‘Ik merk dat jonge collega’s niet voorbereid zijn op de complexiteit van een klassituatie, die helemaal anders is dan twintig jaar geleden. Te veel leerkrachten studeren af zonder script om moeilijke situaties te ontbolsteren. Geen van hen weet vooraf bijvoorbeeld hoe ze moeten reageren wanneer leerlingen hun naambordjes verwisselen.’ En ook: ‘Prille starters, die net van de schoolbanken komen, moeten zich de schoolcultuur nog eigen maken, maar moeten vooral zichzelf nog leren kennen en leren begrenzen.’ Vanuit de lerarenopleiding komt hierop de aanvulling dat hetzelfde geldt voor de vele zij-instromers die al vakbekwaam zijn en daardoor een verkort traject volgen. Zowel de reguliere studenten als de zij-instromers krijgen vanuit de opleiding vele handvaten aangereikt om in te zetten op positieve leerling-leerkrachtrelaties, om leerlingen te betrekken bij de les door in te spelen op hun motivatie, om in open dialoog in gesprek te gaan, … Maar de vraag is hoe ze dit kunnen realiseren in de stagecontext, waar zoveel meer bij komt kijken en de vakleerkracht nog mee in de les zit. Bovendien is de periode vaak te kort om een goede leerling-leerkrachtrelatie uit te bouwen.

Iedereen is het er dan ook over eens dat op dit vlak een belangrijke rol is weggelegd voor zowel de lerarenopleiding als de aanvangsbegeleiding en de ondersteuning vanuit het brede schoolteam. Een van de directeurs komt wekelijks anderhalf uur samen met de startende leerkrachten voor een intervisie over opvoedkundige thema’s. En voordat ze een voet in de klas zetten, krijgen ze van hem vijf handvaten, die hij ‘het liefst in hun ziel brandt’, omdat ze zo fundamenteel zijn. Ook ervaren leerkrachten kunnen soms worstelen met klasmanagement, vooral wanneer ze bepaalde gewoontes hebben die niet meer aansluiten bij het concept nieuwe autoriteit. Essentieel is volgens een directeur in dat geval om ‘met hen in gesprek te gaan en dat op een positieve manier te proberen duiden. Het is belangrijk hen in hun kracht te zetten, te benoemen wat ze wel goed doen en hen te wijzen op de cultuurverandering bij de jongeren en het feit dat het onderwijs daarin mee moet gaan.’ Opdat de leraars snel advies zouden durven inwinnen, staat een van de directeurs zelf een paar middagspeeltijden in de lerarenzaal: ‘Ik zie het als mijn taak om de leerkrachten sterker te maken in hun pedagogisch handelen, zodat de lessen beter verlopen. Ik ben er niet alleen om leerlingen op hun groeimogelijkheden te wijzen, maar ook leerkrachten.’ Vanuit de lerarenopleiding wordt hier het belang aan toegevoegd van het reflecteren over succesmomenten, zodat het positieve kan worden doorgetrokken. Daarnaast wijzen alle betrokkenen op het belang van professionalisering. De meeste scholen zetten de laatste jaren tijdens pedagogische studiedagen sterk in op thema’s als nieuwe autoriteit, routines, …

Gouden regels

Vanuit hun ervaring en vanuit onderzoek formuleren Philip Brinckman en Elke Struyf bij wijze van uitsmijter graag nog enkele succesfactoren voor effectief klasmanagement. Voor de pedagogisch en internaatsdirecteur van het Sint-Jozefcollege in Turnhout zijn volgende handvaten essentieel:       

  • Wees consequent en duidelijk. Ken de belangrijkste regels. Handel rechtvaardig en transparant, maar niet rigide.
  • Blijf vriendelijk en uitnodigend. Maak oogcontact en gebruik lichaamstaal, zonder sentimenteel te worden.
  • Wees voorbereid en alert, zowel op inhoudelijk als op pedagogisch en didactisch vlak.
  • Toon je leergierigheid. Sta open voor tips en vraag om raad.  
  • Geef geen straffen, maar consequenties. Leer leerlingen omgaan met hun keuzes. Focus op het gedrag, niet op de persoon. Bespreek positieve aspecten in groep en negatieve persoonlijk.

In de lerarenopleiding van de Universiteit Antwerpen reiken Elke Struyf en haar collega’s hun studenten onder meer de volgende uitgangspunten aan:     

  • Streef naar verbinding. Motiveer je leerlingen en geef ze ruimte voor autonomie en inspraak.
  • Link de procedures aan je eigen normen en waarden. Ga na wat je zelf belangrijk vindt en hoe dat terugkomt in de schoolregels, zodat je er consequent mee om kan gaan.
  • Werk proactief. Denk zorgvuldig na over je lesinhoud en -ontwerp. Creëer interessante lessen die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen en differentieer op basis van hun niveau.

Het is geen exhaustieve lijst, maar hij maakt wel de complexiteit van goed klasmanagement zichtbaar en de verwevenheid met enerzijds de regels en de procedures en anderzijds het streven naar verbinding. Zoals eerder gezegd, mag hiervoor niet alleen naar de individuele leerkracht worden gekeken en is ondersteuning door het brede schoolteam en het schoolbeleid cruciaal. Alleen zo kan de traditionele rol van de prefect definitief tot het verleden behoren. En van daaruit worden gerecupereerd als naam van het authentieke biobier dat we bij domo de refontiro hebben gelanceerd. Met een knipoog naar de iconische figuur, maar ook naar het maatschappelijke engagement van zijn opvolgers: in ruil voor elk doosje craftbier dat wij wegschenken, planten we in samenwerking met Beers4Nature een inheemse loofboom in Vlaanderen. Geïnteresseerd om mee te helpen tijdens onze boomplantdag, registreer je dan via deze link zodat we je op de hoogte kunnen houden. 

Contacteer Ons

Telefoon
+32 14 43 95 05
Adres
Molenstraat 31
2300 Turnhout
Alle velden zijn verplicht
Wij nemen het beschermen en respecteren van uw privacy ernstig. We gebruiken uw persoonlijke informatie om uw account te beheren en u updates te sturen over de inhoud die u heeft gedownload.
Indien u ervoor gekozen heeft onze maandelijkse nieuwsbrief te ontvangen, danken wij u alvast van harte. Uiteraard kan u zich te allen tijde opnieuw afmelden.
Voor meer informatie over hoe wij uw privacy willen beschermen en respecteren, kunt u ons Privacybeleid raadplegen.
Door u gegevens in te geven gaat u akkoord met bovenstaand privacybeleid.